Het uitvoeren van een schouderbinnenwaarts in draf op een rechte lijn van minimaal 12 meter op de linker- en rechterhand.
- De aanleuning blijft rustig, vriendelijk en correct in de hand gesteld
- Het paard is correct gebogen net voor, tijdens de schouderbinnenwaarts en bij het uitrijden van de zijwaartse beweging
- Het paard is correct rechtgericht voor en na de schouderbinnenwaarts
- De takt, regelmaat en impuls is correct en blijft net voor, tijdens de schouderbinnenwaarts en bij het uitrijden van de zijwaartse beweging hetzelfde
- De balans van het paard is net voor, tijdens de schouderbinnenwaarts en bij het uitrijden van de zijwaartse beweging correct
- De balans van de ruiter is net voor, tijdens de schouderbinnenwaarts en bij het uitrijden van de zijwaartse beweging correct. Dit houdt in dat de ruiter meegaat in de beweging en het paard niet hindert in zijn balans en beweging
- Tijdens het schouderbinnenwaarts schaart het paard de benen en blijft daarbij correct gebogen en gesteld
- De schouderbinnenwaarts wordt op 3 sporen uitgevoerd met een correcte binnenstelling, die correct is zonder kanteling hoofd
- Tijdens jouw plan mag je beide kanten meerdere keren schouderbinnenwaarts rijden.
De jury bepaalt of de ruiter samen met het paard de bronzen, zilveren of gouden key verdient voor ‘Schouderbinnenwaarts’